Interview met Conny Helder - nieuwe voorzitter accreditatiecommissie

Conny Helder wordt per 1 januari 2025 aangesteld als de nieuwe voorzitter van de accreditatiecommissie van de NVZD. Zij volgt Paul Schnabel op, wiens termijn per die datum afloopt. Speciaal voor deze gelegenheid sprak de NVZD met haar over het vak van zorgbestuur, accreditatie en haar ervaring in de politiek. 

Conny Helder

Hoe kijk je terug op je periode als zorgbestuurder en welke rol speelden zelfreflectie en professionele ontwikkeling – de twee voornaamste pijlers van accreditatie – toen voor jou?

Er is de laatste jaren veel veranderd in de zorg. Er zijn in rap tempo nieuwe onderwerpen op het bordje van zorgbestuurders terechtgekomen. Van duurzaamheidsvraagstukken, veiligheid in de zorg voor patiënten en voor zorgverleners, de IT-ondersteuning die een vlucht heeft genomen en recentelijk nog de maatschappelijke polarisatie die ook in een zorgorganisatie voor veel spanning zorgt. Dat is al een tijdje gaande en voor mij in mijn rol als zorgbestuurder was het glashelder dat ik de reflectie van anderen nodig had om mijn verantwoordelijkheid goed in te blijven vullen. Dat kun je natuurlijk op veel manieren organiseren maar dat gestructureerd aanpakken heeft voordelen. Anders is het zo van de agenda af. Wat mij betreft gold dat niet alleen voor het bestuur: voor iedereen in de organisatie moet er ruimte zijn voor feedback. Dat is in de praktijk, ook in het primaire zorgproces, niet makkelijk. Vandaar dat ik altijd gestuurd heb op het ‘gewoon’ maken van feedback en reflectie in alle verhoudingen binnen de zorgorganisatie. Naast individuele feedback bijvoorbeeld ook het regelmatig organiseren van een moreel beraad, of het goed organiseren van multidisciplinair overleg met gelijke inbreng van alle medewerkers. Dat kan al helpen de cultuur van reflectie te stimuleren.

Hoe zie je de toekomst van zorgbestuur en de rol van de NVZD hierin?

Met de toenemende zorgvraag en de steeds krapper wordende arbeidsmarkt ligt er een grote uitdaging op het bureau van de bestuurders in de zorg. Nog meer zullen zij de verbinding tussen buiten en binnen moeten vormen en dat stelt hoge eisen aan hun competenties maar ook hun morele kompas. Ik ben er voorstander van dat binnen de NVZD - samen met de leden - te bediscussiëren en een gezamenlijk beeld te vormen daarover. Dat helpt bij het zelf kunnen reflecteren, wat mag er van mij verwacht worden in deze rol? 

Wat voor soort voorzitter van de accreditatiecommissie kunnen de leden van de NVZD in jou verwachten?

Als voorzitter van de accreditatiecommissie is mijn eerste opdracht om te zorgen dat de accreditatie als instrument doet wat het moet doen, namelijk bijdragen aan de kwaliteit van de bestuurders middels zelfreflectie. Daarbij zijn de auditoren natuurlijk het allerbelangrijkst, zij gaan in de praktijk de gesprekken met de bestuurders aan en ik zie het ook als mijn taak - samen met de collega’s in de commissie - dat de auditoren hun werk goed kunnen doen. Ik zal ook vast en zeker inhoudelijk mijn ervaring mee aan tafel nemen, binnen de commissie maar ook in de gesprekken met auditoren en de NVZD. Naast mijn ervaring binnen het zorgveld breng ik ook het bredere politiek-bestuurlijk perspectief aan tafel. Ik hoop daarmee een goede opvolging te kunnen geven aan het goede werk van mijn voorganger, Paul Schnabel.

Welke zaken uit de politiek zul je meenemen als voorzitter van de accreditatiecommissie?

Vanuit de politiek breng ik de bredere maatschappelijke opgave wellicht nog nadrukkelijker mee aan tafel. En dat is meer en meer een vraag die niet alleen met zorg beantwoord kan worden, maar waarbij bestuurders in de zorg mijns inziens wel een sleutelrol spelen in de benodigde verandering. En dat is niet meer een discussie binnen de eigen sector alleen. Er is een beweging op gang gebracht om meer uit te gaan van het matchen van vraag en aanbod binnen de regio. Om daarin te prioriteren en te sturen op meer preventie, meer zelf doen, meer ondersteuning en minder zorg. Om bijvoorbeeld niet alleen vanuit je eigen ziekenhuis de strategie te bepalen, maar dat te doen vanuit de benodigde bijdrage aan het hele ziekenhuislandschap. Om überhaupt meer samen te werken en minder de eigen organisatie voorop te stellen en vooral samen te werken, bijvoorbeeld in de strijd om schaars personeel of het tegengaan van lange wachtlijsten. Dat hebben we binnen de diverse zorgakkoorden onder het voorgaande kabinet met elkaar afgesproken, maar is in de praktijk voor zorgbestuurders natuurlijk hartstikke lastig. Het lijkt mij een belangrijke vraag voor de bestuurders en daarmee een onderwerp van gesprek tussen de auditor en de bestuurder. Hoe draag jij als bestuurder binnen deze context je verantwoordelijkheid? Verder is er in het Haagse een reflex om alles in regels te vangen. Ik denk dat ik mijn ervaring daar goed kan inzetten als het gaat om bijvoorbeeld de discussie rondom het wettelijk verplicht stellen van de accreditatie. Voor de goede orde, ik ben voor het streven naar heel goede zorgbestuurders want die hebben we echt hard nodig, maar zie geen toegevoegde waarde van een wettelijke verplichting. Een zorgbestuurder die zichzelf serieus neemt, en zo ken ik er gelukkig veel, pakt ook de zelfreflectie professioneel aan. En dat is juist de essentie. 

Tekst: Lilly van Viegen